Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. ombouw:
  2. ombouwen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de ombouw en neerlandés

ombouw:

ombouw [de ~ (m)] sustantivo

  1. de ombouw
    de ombouw
    • ombouw [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "ombouw":


ombouwen:

ombouwen verbo (bouw om, bouwt om, bouwde om, bouwden om, omgebouwd)

  1. ombouwen
    ombouwen
    • ombouwen verbo (bouw om, bouwt om, bouwde om, bouwden om, omgebouwd)

Conjugaciones de ombouwen:

o.t.t.
  1. bouw om
  2. bouwt om
  3. bouwt om
  4. bouwen om
  5. bouwen om
  6. bouwen om
o.v.t.
  1. bouwde om
  2. bouwde om
  3. bouwde om
  4. bouwden om
  5. bouwden om
  6. bouwden om
v.t.t.
  1. heb omgebouwd
  2. hebt omgebouwd
  3. heeft omgebouwd
  4. hebben omgebouwd
  5. hebben omgebouwd
  6. hebben omgebouwd
v.v.t.
  1. had omgebouwd
  2. had omgebouwd
  3. had omgebouwd
  4. hadden omgebouwd
  5. hadden omgebouwd
  6. hadden omgebouwd
o.t.t.t.
  1. zal ombouwen
  2. zult ombouwen
  3. zal ombouwen
  4. zullen ombouwen
  5. zullen ombouwen
  6. zullen ombouwen
o.v.t.t.
  1. zou ombouwen
  2. zou ombouwen
  3. zou ombouwen
  4. zouden ombouwen
  5. zouden ombouwen
  6. zouden ombouwen
en verder
  1. ben omgebouwd
  2. bent omgebouwd
  3. is omgebouwd
  4. zijn omgebouwd
  5. zijn omgebouwd
  6. zijn omgebouwd
diversen
  1. bouw om!
  2. bouwt om!
  3. omgebouwd
  4. ombouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "ombouwen":