Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. omlijnd:
  2. omlijnen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de omlijnd en neerlandés

omlijnd:

omlijnd adj.

  1. omlijnd

omlijnd forma de omlijnen:

omlijnen verbo (omlijn, omlijnt, omlijnde, omlijnden, omlijnd)

  1. omlijnen
    begrenzen; afbakenen; afzetten; omlijnen; afpalen
    • begrenzen verbo (begrens, begrenst, begrenste, begrensten, begrenst)
    • afbakenen verbo (baken af, bakent af, bakende af, bakenden af, afgebakend)
    • afzetten verbo (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • omlijnen verbo (omlijn, omlijnt, omlijnde, omlijnden, omlijnd)
    • afpalen verbo (paal af, paalt af, paalde af, paalden af, afgepaald)

Conjugaciones de omlijnen:

o.t.t.
  1. omlijn
  2. omlijnt
  3. omlijnt
  4. omlijnen
  5. omlijnen
  6. onlijnen
o.v.t.
  1. omlijnde
  2. omlijnde
  3. omlijnde
  4. omlijnden
  5. omlijnden
  6. omlijnden
v.t.t.
  1. heb omlijnd
  2. hebt omlijnd
  3. heeft omlijnd
  4. hebben omlijnd
  5. hebben omlijnd
  6. hebben omlijnd
v.v.t.
  1. had omlijnd
  2. had omlijnd
  3. had omlijnd
  4. hadden omlijnd
  5. hadden omlijnd
  6. hadden omlijnd
o.t.t.t.
  1. zal omlijnen
  2. zult omlijnen
  3. zal omlijnen
  4. zullen omlijnen
  5. zullen omlijnen
  6. zullen omlijnen
o.v.t.t.
  1. zou omlijnen
  2. zou omlijnen
  3. zou omlijnen
  4. zouden omlijnen
  5. zouden omlijnen
  6. zouden omlijnen
diversen
  1. omlijn!
  2. omlijnt!
  3. omlijnd
  4. omlijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze