Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir ontberen

Sinónimos de "ontberen" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. ontberen:

Neerlandés

Sinónimos detallados de ontberen en neerlandés

ontberen:

ontberen verbo (ontbeer, ontbeert, ontbeerde, ontbeerden, ontbeerd)

  1. ontberen
    ontberen
    • ontberen verbo (ontbeer, ontbeert, ontbeerde, ontbeerden, ontbeerd)

Conjugaciones de ontberen:

o.t.t.
  1. ontbeer
  2. ontbeert
  3. ontbeert
  4. ontberen
  5. ontberen
  6. ontberen
o.v.t.
  1. ontbeerde
  2. ontbeerde
  3. ontbeerde
  4. ontbeerden
  5. ontbeerden
  6. ontbeerden
v.t.t.
  1. heb ontbeerd
  2. hebt ontbeerd
  3. heeft ontbeerd
  4. hebben ontbeerd
  5. hebben ontbeerd
  6. hebben ontbeerd
v.v.t.
  1. had ontbeerd
  2. had ontbeerd
  3. had ontbeerd
  4. hadden ontbeerd
  5. hadden ontbeerd
  6. hadden ontbeerd
o.t.t.t.
  1. zal ontberen
  2. zult ontberen
  3. zal ontberen
  4. zullen ontberen
  5. zullen ontberen
  6. zullen ontberen
o.v.t.t.
  1. zou ontberen
  2. zou ontberen
  3. zou ontberen
  4. zouden ontberen
  5. zouden ontberen
  6. zouden ontberen
diversen
  1. ontbeer!
  2. ontbeert!
  5. ontbeerd
  6. ontberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0547 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos