Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. ontkleden:


Neerlandés

Sinónimos detallados de ontkleden en neerlandés

ontkleden:

ontkleden verbo (ontkleed, ontkleedt, ontkleedde, ontkleedden, ontkleed)

  1. ontkleden
    uittrekken; uitdoen; uitkleden; ontkleden
    • uittrekken verbo (trek uit, trekt uit, trok uit, trokken uit, uitgetrokken)
    • uitdoen verbo (doe uit, doet uit, deed uit, deden uit, uitgedaan)
    • uitkleden verbo (kleed uit, kleedt uit, kleedde uit, kleedden uit, uitgekleed)
    • ontkleden verbo (ontkleed, ontkleedt, ontkleedde, ontkleedden, ontkleed)

Conjugaciones de ontkleden:

o.t.t.
  1. ontkleed
  2. ontkleedt
  3. ontkleedt
  4. ontkleden
  5. ontkleden
  6. ontkleden
o.v.t.
  1. ontkleedde
  2. ontkleedde
  3. ontkleedde
  4. ontkleedden
  5. ontkleedden
  6. ontkleedden
v.t.t.
  1. heb ontkleed
  2. hebt ontkleed
  3. heeft ontkleed
  4. hebben ontkleed
  5. hebben ontkleed
  6. hebben ontkleed
v.v.t.
  1. had ontkleed
  2. had ontkleed
  3. had ontkleed
  4. hadden ontkleed
  5. hadden ontkleed
  6. hadden ontkleed
o.t.t.t.
  1. zal ontkleden
  2. zult ontkleden
  3. zal ontkleden
  4. zullen ontkleden
  5. zullen ontkleden
  6. zullen ontkleden
o.v.t.t.
  1. zou ontkleden
  2. zou ontkleden
  3. zou ontkleden
  4. zouden ontkleden
  5. zouden ontkleden
  6. zouden ontkleden
diversen
  1. ontkleed!
  2. ontkleedt!
  3. ontkleed
  4. ontkledend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze