Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. ontwapenen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de ontwapenen en neerlandés

ontwapenen:

ontwapenen verbo (ontwapen, ontwapent, ontwapende, ontwapenden, ontwapend)

  1. ontwapenen
    ontwapenen; wapens verminderen

Conjugaciones de ontwapenen:

o.t.t.
  1. ontwapen
  2. ontwapent
  3. ontwapent
  4. ontwapenen
  5. ontwapenen
  6. ontwapenen
o.v.t.
  1. ontwapende
  2. ontwapende
  3. ontwapende
  4. ontwapenden
  5. ontwapenden
  6. ontwapenden
v.t.t.
  1. heb ontwapend
  2. hebt ontwapend
  3. heeft ontwapend
  4. hebben ontwapend
  5. hebben ontwapend
  6. hebben ontwapend
v.v.t.
  1. had ontwapend
  2. had ontwapend
  3. had ontwapend
  4. hadden ontwapend
  5. hadden ontwapend
  6. hadden ontwapend
o.t.t.t.
  1. zal ontwapenen
  2. zult ontwapenen
  3. zal ontwapenen
  4. zullen ontwapenen
  5. zullen ontwapenen
  6. zullen ontwapenen
o.v.t.t.
  1. zou ontwapenen
  2. zou ontwapenen
  3. zou ontwapenen
  4. zouden ontwapenen
  5. zouden ontwapenen
  6. zouden ontwapenen
en verder
  1. ben ontwapend
  2. bent ontwapend
  3. is ontwapend
  4. zijn ontwapend
  5. zijn ontwapend
  6. zijn ontwapend
diversen
  1. ontwapen!
  2. ontwapent!
  3. ontwapend
  4. ontwapenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ontwapenen [znw.] sustantivo

  1. ontwapenen
    ontwapenen; de ontwapening