Interglot - "opeenhopen": sinónimos en neerlandés

Resumen

Sinónimos en neerlandés: más información...

opeenhopen:
- opstapelen; stapelen; opeenhopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; accumuleren; hopen; verzamelen; vergaren; sparen; oppotten; bijeenzamelen
- opstapelen; cumuleren; opeenhopen

Neerlandés

Sinónimos detallados de opeenhopen en neerlandés

opeenhopen
opstapelen; stapelen; opeenhopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten
- opstapelen verbo (stapel op, stapelt op, stapelde op, stapelden op, opgestapeld)
- stapelen verbo (stapel, stapelt, stapelde, stapelden, gestapeld)
- opeenhopen verbo (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
- op elkaar stapelen verbo
- op elkaar zetten verbo
opeenhopen
accumuleren; opeenhopen; hopen
- accumuleren verbo (accumuleer, accumuleert, accumuleerde, accumuleerden, geaccumuleerd)
- opeenhopen verbo (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
- hopen verbo (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)
opeenhopen
verzamelen; vergaren; sparen; opeenhopen; oppotten; bijeenzamelen
- verzamelen verbo (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
- vergaren verbo (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
- sparen verbo (spaar, spaart, spaarde, spaarden, gespaard)
- opeenhopen verbo (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
- oppotten verbo (pot op, potte op, potten op, opgepot)
- bijeenzamelen verbo

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opeenhopen
opstapelen; cumuleren; opeenhopen
- opstapelen [znw.] sustantivo
- cumuleren [znw.] sustantivo
- opeenhopen [znw.] sustantivo