Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de opereren en neerlandés

opereren:

opereren verbo (opereer, opereert, opereerde, opereerden, geopereerd)

  1. opereren
    werken; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; optreden; handelen; leven
    • werken verbo (werk, werkt, werkte, werkten, gewerkt)
    • opereren verbo (opereer, opereert, opereerde, opereerden, geopereerd)
    • manipuleren verbo
    • te werk gaan verbo (ga te werk, gaat te werk, ging te werk, gingen te werk, te werk gegaan)
    • procederen verbo (procedeer, procedeert, procedeerde, procedeerden, geprocedeerd)
    • optreden verbo (treed op, treedt op, trad op, traden op, opgetreden)
    • handelen verbo (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • leven verbo (leef, leeft, leefde, leefden, geleefd)
  2. opereren
    – iemand behandelen via een opening in het lichaam 1
    opereren
    – iemand behandelen via een opening in het lichaam 1
    • opereren verbo (opereer, opereert, opereerde, opereerden, geopereerd)
      • hij wordt aan zijn buik geopereerd1
  3. opereren
    – ingewikkelde acties uitvoeren 1
    opereren
    – ingewikkelde acties uitvoeren 1
    • opereren verbo (opereer, opereert, opereerde, opereerden, geopereerd)
      • deze bende opereert vooral 's nachts1

Conjugaciones de opereren:

o.t.t.
  1. opereer
  2. opereert
  3. opereert
  4. opereren
  5. opereren
  6. opereren
o.v.t.
  1. opereerde
  2. opereerde
  3. opereerde
  4. opereerden
  5. opereerden
  6. opereerden
v.t.t.
  1. heb geopereerd
  2. hebt geopereerd
  3. heeft geopereerd
  4. hebben geopereerd
  5. hebben geopereerd
  6. hebben geopereerd
v.v.t.
  1. had geopereerd
  2. had geopereerd
  3. had geopereerd
  4. hadden geopereerd
  5. hadden geopereerd
  6. hadden geopereerd
o.t.t.t.
  1. zal opereren
  2. zult opereren
  3. zal opereren
  4. zullen opereren
  5. zullen opereren
  6. zullen opereren
o.v.t.t.
  1. zou opereren
  2. zou opereren
  3. zou opereren
  4. zouden opereren
  5. zouden opereren
  6. zouden opereren
en verder
  1. ben geopereerd
  2. bent geopereerd
  3. is geopereerd
  4. zijn geopereerd
  5. zijn geopereerd
  6. zijn geopereerd
diversen
  1. opereer!
  2. opereert!
  3. geopereerd
  4. opererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "opereren":

  1. iemand behandelen via een opening in het lichaam1
    • hij wordt aan zijn buik geopereerd1
  2. ingewikkelde acties uitvoeren1
    • deze bende opereert vooral 's nachts1