Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. ophopen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de ophopen en neerlandés

ophopen:

ophopen verbo (hoop op, hoopt op, hoopte op, hoopten op, opgehoopt)

  1. ophopen
    opstapelen; ophopen; opkroppen
    • opstapelen verbo (stapel op, stapelt op, stapelde op, stapelden op, opgestapeld)
    • ophopen verbo (hoop op, hoopt op, hoopte op, hoopten op, opgehoopt)
    • opkroppen verbo (krop op, kropt op, kropte op, kropten op, opgekropt)

Conjugaciones de ophopen:

o.t.t.
  1. hoop op
  2. hoopt op
  3. hoopt op
  4. hopen op
  5. hopen op
  6. hopen op
o.v.t.
  1. hoopte op
  2. hoopte op
  3. hoopte op
  4. hoopten op
  5. hoopten op
  6. hoopten op
v.t.t.
  1. heb opgehoopt
  2. hebt opgehoopt
  3. heeft opgehoopt
  4. hebben opgehoopt
  5. hebben opgehoopt
  6. hebben opgehoopt
v.v.t.
  1. had opgehoopt
  2. had opgehoopt
  3. had opgehoopt
  4. hadden opgehoopt
  5. hadden opgehoopt
  6. hadden opgehoopt
o.t.t.t.
  1. zal ophopen
  2. zult ophopen
  3. zal ophopen
  4. zullen ophopen
  5. zullen ophopen
  6. zullen ophopen
o.v.t.t.
  1. zou ophopen
  2. zou ophopen
  3. zou ophopen
  4. zouden ophopen
  5. zouden ophopen
  6. zouden ophopen
en verder
  1. is opgehoopt
  2. zijn opgehoopt
diversen
  1. hoop op!
  2. hoopt op!
  3. opgehoopt
  4. ophopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ophopen [znw.] sustantivo

  1. ophopen
    stapelen; ophopen
  2. ophopen
    het verhogen; ophopen; opaarden

Sinónimos relacionados de ophopen