Neerlandés

Sinónimos detallados de oppassen en neerlandés

oppassen:

oppassen verbo (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)

  1. oppassen
    oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
  2. oppassen
    uitkijken voor; oppassen; opletten
  3. oppassen
    – je aandacht erbij houden 1
    opletten; oppassen; uitkijken
    – je aandacht erbij houden 1
    • opletten verbo (let op, lette op, letten op, opgelet)
      • jongens, allemaal even opletten als ik dit uitleg1
    • oppassen verbo (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)
      • je moet goed oppassen, anders val je1
    • uitkijken verbo (kijk uit, kijkt uit, keek uit, keken uit, uitgekeken)
      • je moet uitkijken waar je loopt1
  4. oppassen
    – toezicht op een kind houden 1
    oppassen
    – toezicht op een kind houden 1
    • oppassen verbo (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)
      • wil je vanavond oppassen als wij naar de film gaan?1

Conjugaciones de oppassen:

o.t.t.
  1. pas op
  2. past op
  3. past op
  4. passen op
  5. passen op
  6. passen op
o.v.t.
  1. paste op
  2. paste op
  3. paste op
  4. pasten op
  5. pasten op
  6. pasten op
v.t.t.
  1. heb opgepast
  2. hebt opgepast
  3. heeft opgepast
  4. hebben opgepast
  5. hebben opgepast
  6. hebben opgepast
v.v.t.
  1. had opgepast
  2. had opgepast
  3. had opgepast
  4. hadden opgepast
  5. hadden opgepast
  6. hadden opgepast
o.t.t.t.
  1. zal oppassen
  2. zult oppassen
  3. zal oppassen
  4. zullen oppassen
  5. zullen oppassen
  6. zullen oppassen
o.v.t.t.
  1. zou oppassen
  2. zou oppassen
  3. zou oppassen
  4. zouden oppassen
  5. zouden oppassen
  6. zouden oppassen
diversen
  1. pas op!
  2. past op!
  3. opgepast
  4. oppassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oppassen [het ~] sustantivo

  1. het oppassen
    de attentie; het uitkijken; het oppassen

Palabras relacionadas con "oppassen":


Sinónimos alternativos de "oppassen":


Definiciones relacionadas de "oppassen":

  1. je aandacht erbij houden1
    • je moet goed oppassen, anders val je1
  2. toezicht op een kind houden1
    • wil je vanavond oppassen als wij naar de film gaan?1

oppas:

oppas [de ~ (m)] sustantivo

  1. de oppas
    de kinderoppas; de oppas; babyoppas; de babysitter

Palabras relacionadas con "oppas":


Sinónimos relacionados de oppassen