Neerlandés
Sinónimos detallados de opperen en neerlandés
opperen:
-
opperen
naar voren brengen; opperen; poneren-
naar voren brengen verbo (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
-
opperen
opperen; poneren; aanvoeren; te berde brengen-
te berde brengen verbo (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
opperen
suggereren; naar voren brengen; opperen-
naar voren brengen verbo (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
opperen
stellen; poneren; naar voren brengen; opperen-
naar voren brengen verbo (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
opperen
ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen-
ter sprake brengen verbo (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren verbo
-
te berde brengen verbo (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
op tafel leggen verbo
-
Conjugaciones de opperen:
o.t.t.
- opper
- oppert
- oppert
- opperen
- opperen
- opperen
o.v.t.
- opperde
- opperde
- opperde
- opperden
- opperden
- opperden
v.t.t.
- heb geopperd
- hebt geopperd
- heeft geopperd
- hebben geopperd
- hebben geopperd
- hebben geopperd
v.v.t.
- had geopperd
- had geopperd
- had geopperd
- hadden geopperd
- hadden geopperd
- hadden geopperd
o.t.t.t.
- zal opperen
- zult opperen
- zal opperen
- zullen opperen
- zullen opperen
- zullen opperen
o.v.t.t.
- zou opperen
- zou opperen
- zou opperen
- zouden opperen
- zouden opperen
- zouden opperen
diversen
- opper!
- oppert!
- geopperd
- opperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze