Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. oppiepen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de oppiepen en neerlandés

oppiepen:

oppiepen verbo (piep op, piept op, piepte op, piepten op, opgepiept)

  1. oppiepen
    oppiepen
    • oppiepen verbo (piep op, piept op, piepte op, piepten op, opgepiept)

Conjugaciones de oppiepen:

o.t.t.
  1. piep op
  2. piept op
  3. piept op
  4. piepen op
  5. piepen op
  6. piepen op
o.v.t.
  1. piepte op
  2. piepte op
  3. piepte op
  4. piepten op
  5. piepten op
  6. piepten op
v.t.t.
  1. heb opgepiept
  2. hebt opgepiept
  3. heeft opgepiept
  4. hebben opgepiept
  5. hebben opgepiept
  6. hebben opgepiept
v.v.t.
  1. had opgepiept
  2. had opgepiept
  3. had opgepiept
  4. hadden opgepiept
  5. hadden opgepiept
  6. hadden opgepiept
o.t.t.t.
  1. zal oppiepen
  2. zult oppiepen
  3. zal oppiepen
  4. zullen oppiepen
  5. zullen oppiepen
  6. zullen oppiepen
o.v.t.t.
  1. zou oppiepen
  2. zou oppiepen
  3. zou oppiepen
  4. zouden oppiepen
  5. zouden oppiepen
  6. zouden oppiepen
en verder
  1. ben opgepiept
  2. bent opgepiept
  3. is opgepiept
  4. zijn opgepiept
  5. zijn opgepiept
  6. zijn opgepiept
diversen
  1. piep op!
  2. piept op!
  3. opgepiept
  4. oppiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze