Neerlandés

Sinónimos detallados de opscheppen en neerlandés

opscheppen:

opscheppen verbo (schep op, schept op, schepte op, schepten op, opgeschept)

  1. opscheppen
    opscheppen; grootspreken
    • opscheppen verbo (schep op, schept op, schepte op, schepten op, opgeschept)
    • grootspreken verbo (spreek groot, spreekt groot, sprak groot, spraken groot, grootgesproken)
  2. opscheppen
    opscheppen; snoeven; grootspreken; opsnijden
    • opscheppen verbo (schep op, schept op, schepte op, schepten op, opgeschept)
    • snoeven verbo (snoef, snoeft, snoefte, snoeften, gesnoefd)
    • grootspreken verbo (spreek groot, spreekt groot, sprak groot, spraken groot, grootgesproken)
    • opsnijden verbo (snijd op, snijdt op, sneed op, sneden op, opgesneden)
  3. opscheppen
    eten opscheppen; opscheppen
  4. opscheppen
    opdissen; opscheppen; zich bedienen; zich bedienen aan tafel
  5. opscheppen
    – er veel nadruk op leggen omdat je trots bent 1
    opscheppen
    – er veel nadruk op leggen omdat je trots bent 1
    • opscheppen verbo (schep op, schept op, schepte op, schepten op, opgeschept)
      • hij schepte op over zijn knappe zoon1
  6. opscheppen
    – op je bord scheppen 1
    opscheppen
    – op je bord scheppen 1
    • opscheppen verbo (schep op, schept op, schepte op, schepten op, opgeschept)
      • mag ik nog wat opscheppen?1

Conjugaciones de opscheppen:

o.t.t.
  1. schep op
  2. schept op
  3. schept op
  4. scheppen op
  5. scheppen op
  6. scheppen op
o.v.t.
  1. schepte op
  2. schepte op
  3. schepte op
  4. schepten op
  5. schepten op
  6. schepten op
v.t.t.
  1. heb opgeschept
  2. hebt opgeschept
  3. heeft opgeschept
  4. hebben opgeschept
  5. hebben opgeschept
  6. hebben opgeschept
v.v.t.
  1. had opgeschept
  2. had opgeschept
  3. had opgeschept
  4. hadden opgeschept
  5. hadden opgeschept
  6. hadden opgeschept
o.t.t.t.
  1. zal opscheppen
  2. zult opscheppen
  3. zal opscheppen
  4. zullen opscheppen
  5. zullen opscheppen
  6. zullen opscheppen
o.v.t.t.
  1. zou opscheppen
  2. zou opscheppen
  3. zou opscheppen
  4. zouden opscheppen
  5. zouden opscheppen
  6. zouden opscheppen
en verder
  1. is opgeschept
  2. zijn opgeschept
diversen
  1. schep op!
  2. schept op!
  3. opgeschept
  4. opscheppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "opscheppen":

  1. er veel nadruk op leggen omdat je trots bent1
    • hij schepte op over zijn knappe zoon1
  2. op je bord scheppen1
    • mag ik nog wat opscheppen?1

Sinónimos relacionados de opscheppen