Neerlandés
Sinónimos detallados de optellen en neerlandés
optellen:
-
optellen
-
optellen
-
optellen
– uitrekenen hoeveel het bij elkaar is 1
Conjugaciones de optellen:
o.t.t.
- tel op
- telt op
- telt op
- tellen op
- tellen op
- tellen op
o.v.t.
- telde op
- telde op
- telde op
- telden op
- telden op
- telden op
v.t.t.
- heb opgeteld
- hebt opgeteld
- heeft opgeteld
- hebben opgeteld
- hebben opgeteld
- hebben opgeteld
v.v.t.
- had opgeteld
- had opgeteld
- had opgeteld
- hadden opgeteld
- hadden opgeteld
- hadden opgeteld
o.t.t.t.
- zal optellen
- zult optellen
- zal optellen
- zullen optellen
- zullen optellen
- zullen optellen
o.v.t.t.
- zou optellen
- zou optellen
- zou optellen
- zouden optellen
- zouden optellen
- zouden optellen
en verder
- is opgeteld
- zijn opgeteld
diversen
- tel op!
- telt op!
- opgeteld
- optellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze