Neerlandés

Sinónimos detallados de periode en neerlandés

periode:

periode [de ~ (v)] sustantivo

  1. de periode
    de periode; epoch; de epoche; het tijdperk; het tijdvak; de era; het tijdsgewricht; het tijdsverloop
  2. de periode
    de termijn; de tijdsduur; de periode; het tijdsbestek
  3. de periode
    – reeks van momenten 1
    de tijd; de periode; de poos
    – reeks van momenten 1
    • tijd [de ~ (m)] sustantivo
      • dat is een tijd geleden1
    • periode [de ~ (v)] sustantivo
      • het was een drukke periode1
    • poos [de ~] sustantivo
      • ze bleef een hele poos weg1

Palabras relacionadas con "periode":


Sinónimos alternativos de "periode":


Definiciones relacionadas de "periode":

  1. reeks van momenten1
    • het was een drukke periode1