Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir pluizen

Sinónimos de "pluizen" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. pluizen:
  2. pluis:

Neerlandés

Sinónimos detallados de pluizen en neerlandés

pluizen:

pluizen verbo (pluis, pluist, pluisde, pluisden, gepluisd)

  1. pluizen
    pluizen; vlokken
    • pluizen verbo (pluis, pluist, pluisde, pluisden, gepluisd)
    • vlokken verbo (vlok, vlokt, vlokte, vlokten, gevlokt)

Conjugaciones de pluizen:

o.t.t.
  1. pluis
  2. pluist
  3. pluist
  4. pluizen
  5. pluizen
  6. pluizen
o.v.t.
  1. pluisde
  2. pluisde
  3. pluisde
  4. pluisden
  5. pluisden
  6. pluisden
v.t.t.
  1. heb gepluisd
  2. hebt gepluisd
  3. heeft gepluisd
  4. hebben gepluisd
  5. hebben gepluisd
  6. hebben gepluisd
v.v.t.
  1. had gepluisd
  2. had gepluisd
  3. had gepluisd
  4. hadden gepluisd
  5. hadden gepluisd
  6. hadden gepluisd
o.t.t.t.
  1. zal pluizen
  2. zult pluizen
  3. zal pluizen
  4. zullen pluizen
  5. zullen pluizen
  6. zullen pluizen
o.v.t.t.
  1. zou pluizen
  2. zou pluizen
  3. zou pluizen
  4. zouden pluizen
  5. zouden pluizen
  6. zouden pluizen
diversen
  1. pluis!
  2. pluist!
  5. gepluisd
  6. pluizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "pluizen":


pluizen forma de pluis:

pluis [de ~] sustantivo

  1. de pluis
    de pluche; de pluis

Palabras relacionadas con "pluis":








Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0342 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos