Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. poeder:
  2. poederen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de poeder en neerlandés

poeder:

poeder [de ~ (m)] sustantivo

  1. de poeder
    de poeder; het kruit
    • poeder [de ~ (m)] sustantivo
    • kruit [het ~] sustantivo

Palabras relacionadas con "poeder":

  • poederen, poeders, poedertje, poedertjes

poederen:

poederen verbo (poeder, poedert, poederde, poederden, gepoederd)

  1. poederen
    poederen
    • poederen verbo (poeder, poedert, poederde, poederden, gepoederd)

Conjugaciones de poederen:

o.t.t.
  1. poeder
  2. poedert
  3. poedert
  4. poederen
  5. poederen
  6. poederen
o.v.t.
  1. poederde
  2. poederde
  3. poederde
  4. poederden
  5. poederden
  6. poederden
v.t.t.
  1. heb gepoederd
  2. hebt gepoederd
  3. heeft gepoederd
  4. hebben gepoederd
  5. hebben gepoederd
  6. hebben gepoederd
v.v.t.
  1. had gepoederd
  2. had gepoederd
  3. had gepoederd
  4. hadden gepoederd
  5. hadden gepoederd
  6. hadden gepoederd
o.t.t.t.
  1. zal poederen
  2. zult poederen
  3. zal poederen
  4. zullen poederen
  5. zullen poederen
  6. zullen poederen
o.v.t.t.
  1. zou poederen
  2. zou poederen
  3. zou poederen
  4. zouden poederen
  5. zouden poederen
  6. zouden poederen
en verder
  1. ben gepoederd
  2. bent gepoederd
  3. is gepoederd
  4. zijn gepoederd
  5. zijn gepoederd
  6. zijn gepoederd
diversen
  1. poeder!
  2. poedert!
  3. gepoederd
  4. poederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "poederen":


Sinónimos relacionados de poeder