Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. reiken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de reiken en neerlandés

reiken:

reiken verbo (reik, reikt, reikte, reikten, gereikt)

  1. reiken
    reiken; komen tot
  2. reiken
    aanreiken; geven; reiken; aangeven
    • aanreiken verbo (reik aan, reikt aan, reikte aan, reikten aan, aangereikt)
    • geven verbo (geef, geeft, gaf, gaven, gegeven)
    • reiken verbo (reik, reikt, reikte, reikten, gereikt)
    • aangeven verbo (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)

Conjugaciones de reiken:

o.t.t.
  1. reik
  2. reikt
  3. reikt
  4. reiken
  5. reiken
  6. reiken
o.v.t.
  1. reikte
  2. reikte
  3. reikte
  4. reikten
  5. reikten
  6. reikten
v.t.t.
  1. heb gereikt
  2. hebt gereikt
  3. heeft gereikt
  4. hebben gereikt
  5. hebben gereikt
  6. hebben gereikt
v.v.t.
  1. had gereikt
  2. had gereikt
  3. had gereikt
  4. hadden gereikt
  5. hadden gereikt
  6. hadden gereikt
o.t.t.t.
  1. zal reiken
  2. zult reiken
  3. zal reiken
  4. zullen reiken
  5. zullen reiken
  6. zullen reiken
o.v.t.t.
  1. zou reiken
  2. zou reiken
  3. zou reiken
  4. zouden reiken
  5. zouden reiken
  6. zouden reiken
diversen
  1. reik!
  2. reikt!
  3. gereikt
  4. reikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de reiken