Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. rijk:


Neerlandés

Sinónimos detallados de rijk en neerlandés

rijk:

rijk [het ~] sustantivo

  1. het rijk
    de staat; het land; het rijk; de natie
    • staat [de ~ (m)] sustantivo
    • land [het ~] sustantivo
    • rijk [het ~] sustantivo
    • natie [de ~ (v)] sustantivo
  2. het rijk
    het rijk
    • rijk [het ~] sustantivo
  3. het rijk
    – gebied binnen bepaalde grenzen met eigen regering 1
    de staat; het land; het rijk
    – gebied binnen bepaalde grenzen met eigen regering 1
    • staat [de ~ (m)] sustantivo
      • dit is een bedrijf van de staat1
    • land [het ~] sustantivo
      • in dit land wonen 14 miljoen mensen1
    • rijk [het ~] sustantivo
      • Nederland hoorde bij het rijk van Karel de Grote1

rijk adj.

  1. rijk
  2. rijk
    – waar veel bij hoort, uitgebreid 1
    rijk
    – waar veel bij hoort, uitgebreid 1
    • rijk adj.
      • we hadden een rijke maaltijd1
  3. rijk
    – met veel geld en bezit 1
    rijk
    – met veel geld en bezit 1
    • rijk adj.
      • mijn broer Jan is een rijk man1

Palabras relacionadas con "rijk":

  • rijkheid, rijken, rijks, rijker, rijkere, rijkst, rijkste, rijke

Sinónimos alternativos de "rijk":


Antónimos de "rijk":


Definiciones relacionadas de "rijk":

  1. gebied binnen bepaalde grenzen met eigen regering1
    • Nederland hoorde bij het rijk van Karel de Grote1
  2. waar veel bij hoort, uitgebreid1
    • we hadden een rijke maaltijd1
  3. met veel geld en bezit1
    • mijn broer Jan is een rijk man1

Sinónimos relacionados de rijk