Neerlandés
Sinónimos detallados de riskeren en neerlandés
riskeren:
-
riskeren
Conjugaciones de riskeren:
o.t.t.
- riskeer
- riskeert
- riskeert
- riskeren
- riskeren
- riskeren
o.v.t.
- riskeerde
- riskeerde
- riskeerde
- riskeerden
- riskeerden
- riskeerden
v.t.t.
- heb geriskeerd
- hebt geriskeerd
- heeft geriskeerd
- hebben geriskeerd
- hebben geriskeerd
- hebben geriskeerd
v.v.t.
- had geriskeerd
- had geriskeerd
- had geriskeerd
- hadden geriskeerd
- hadden geriskeerd
- hadden geriskeerd
o.t.t.t.
- zal riskeren
- zult riskeren
- zal riskeren
- zullen riskeren
- zullen riskeren
- zullen riskeren
o.v.t.t.
- zou riskeren
- zou riskeren
- zou riskeren
- zouden riskeren
- zouden riskeren
- zouden riskeren
diversen
- riskeer!
- riskeert!
- geriskeerd
- riskerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze