Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. riskeren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de riskeren en neerlandés

riskeren:

riskeren verbo (riskeer, riskeert, riskeerde, riskeerden, geriskeerd)

  1. riskeren
    riskeren; wagen; durven; avonturen
    • riskeren verbo (riskeer, riskeert, riskeerde, riskeerden, geriskeerd)
    • wagen verbo (waag, waagt, waagde, waagden, gewaagd)
    • durven verbo (durf, durft, durfde, durfden, gedurfd)
    • avonturen verbo

Conjugaciones de riskeren:

o.t.t.
  1. riskeer
  2. riskeert
  3. riskeert
  4. riskeren
  5. riskeren
  6. riskeren
o.v.t.
  1. riskeerde
  2. riskeerde
  3. riskeerde
  4. riskeerden
  5. riskeerden
  6. riskeerden
v.t.t.
  1. heb geriskeerd
  2. hebt geriskeerd
  3. heeft geriskeerd
  4. hebben geriskeerd
  5. hebben geriskeerd
  6. hebben geriskeerd
v.v.t.
  1. had geriskeerd
  2. had geriskeerd
  3. had geriskeerd
  4. hadden geriskeerd
  5. hadden geriskeerd
  6. hadden geriskeerd
o.t.t.t.
  1. zal riskeren
  2. zult riskeren
  3. zal riskeren
  4. zullen riskeren
  5. zullen riskeren
  6. zullen riskeren
o.v.t.t.
  1. zou riskeren
  2. zou riskeren
  3. zou riskeren
  4. zouden riskeren
  5. zouden riskeren
  6. zouden riskeren
diversen
  1. riskeer!
  2. riskeert!
  3. geriskeerd
  4. riskerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze