Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. roken:
  2. ruiken:
  3. rok:


Neerlandés

Sinónimos detallados de roken en neerlandés

roken:

roken verbo (rook, rookt, rookte, rookten, gerookt)

  1. roken
    – loslaten van grijze wolken 1
    roken
    – loslaten van grijze wolken 1
    • roken verbo (rook, rookt, rookte, rookten, gerookt)
      • het vuur rookt behoorlijk1
  2. roken
    – het brandend houden en eraan zuigen 1
    roken
    – het brandend houden en eraan zuigen 1
    • roken verbo (rook, rookt, rookte, rookten, gerookt)
      • hij rookt sigaretten en sigaren1
  3. roken
    – voedsel door de rook van vuur een bepaalde smaak geven 1
    roken
    – voedsel door de rook van vuur een bepaalde smaak geven 1
    • roken verbo (rook, rookt, rookte, rookten, gerookt)
      • we eten gerookte paling1

Conjugaciones de roken:

o.t.t.
  1. rook
  2. rookt
  3. rookt
  4. roken
  5. roken
  6. roken
o.v.t.
  1. rookte
  2. rookte
  3. rookte
  4. rookten
  5. rookten
  6. rookten
v.t.t.
  1. heb gerookt
  2. hebt gerookt
  3. heeft gerookt
  4. hebben gerookt
  5. hebben gerookt
  6. hebben gerookt
v.v.t.
  1. had gerookt
  2. had gerookt
  3. had gerookt
  4. hadden gerookt
  5. hadden gerookt
  6. hadden gerookt
o.t.t.t.
  1. zal roken
  2. zult roken
  3. zal roken
  4. zullen roken
  5. zullen roken
  6. zullen roken
o.v.t.t.
  1. zou roken
  2. zou roken
  3. zou roken
  4. zouden roken
  5. zouden roken
  6. zouden roken
en verder
  1. is gerookt
  2. zijn gerookt
diversen
  1. rook!
  2. rookt!
  3. gerookt
  4. rokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "roken":


Definiciones relacionadas de "roken":

  1. het brandend houden en eraan zuigen1
    • hij rookt sigaretten en sigaren1
  2. loslaten van grijze wolken1
    • het vuur rookt behoorlijk1
  3. voedsel door de rook van vuur een bepaalde smaak geven1
    • we eten gerookte paling1

roken forma de ruiken:

ruiken verbo (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)

  1. ruiken
    – waarnemen met je neus 1
    ruiken
    – waarnemen met je neus 1
    • ruiken verbo (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)
      • ik ruik al wat we eten1
    rieken; geuren; een geur verspreiden
  2. ruiken
    – waarnemen met je neus 1
    ruiken
    – waarnemen met je neus 1
    • ruiken verbo (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)
      • ik ruik al wat we eten1
  3. ruiken
    – een geur verspreiden 1
    stinken; meuren; een luchtje hebben; rieken; walmen; geuren
    • stinken verbo (stink, stinkt, stonk, stonken, gestonken)
    • meuren verbo (meur, meurt, meurde, meurden, gemeurd)
    • rieken verbo (riek, riekt, riekte, riekten, geriekt)
    • walmen verbo (walm, walmt, walmde, walmden, gewalmd)
    • geuren verbo (geur, geurt, geurde, geurden, gegeurd)
    ruiken
    – een geur verspreiden 1
    • ruiken verbo (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)
      • dat parfum ruikt heerlijk1
  4. ruiken
    – een geur verspreiden 1
    ruiken
    – een geur verspreiden 1
    • ruiken verbo (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)
      • dat parfum ruikt heerlijk1

Conjugaciones de ruiken:

o.t.t.
  1. ruik
  2. ruikt
  3. ruikt
  4. ruiken
  5. ruiken
  6. ruiken
o.v.t.
  1. rook
  2. rook
  3. rook
  4. roken
  5. roken
  6. roken
v.t.t.
  1. heb geroken
  2. hebt geroken
  3. heeft geroken
  4. hebben geroken
  5. hebben geroken
  6. hebben geroken
v.v.t.
  1. had geroken
  2. had geroken
  3. had geroken
  4. hadden geroken
  5. hadden geroken
  6. hadden geroken
o.t.t.t.
  1. zal ruiken
  2. zult ruiken
  3. zal ruiken
  4. zullen ruiken
  5. zullen ruiken
  6. zullen ruiken
o.v.t.t.
  1. zou ruiken
  2. zou ruiken
  3. zou ruiken
  4. zouden ruiken
  5. zouden ruiken
  6. zouden ruiken
diversen
  1. ruik!
  2. ruikt!
  3. geroken
  4. ruikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "ruiken":

  1. een geur verspreiden1
    • dat parfum ruikt heerlijk1
  2. waarnemen met je neus1
    • ik ruik al wat we eten1

roken forma de rok:

rok [de ~ (m)] sustantivo

  1. de rok
    de rok
    • rok [de ~ (m)] sustantivo
  2. de rok
    – kledingstuk voor vrouwen dat vanaf het middel over de benen valt 1
    de rok
    – kledingstuk voor vrouwen dat vanaf het middel over de benen valt 1
    • rok [de ~ (m)] sustantivo
      • de danseres droeg een wijde rok1

Palabras relacionadas con "rok":

  • rokken, roken, rokje, rokjes

Definiciones relacionadas de "rok":

  1. kledingstuk voor vrouwen dat vanaf het middel over de benen valt1
    • de danseres droeg een wijde rok1

Sinónimos relacionados de roken