Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. samenklonteren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de samenklonteren en neerlandés

samenklonteren:

samenklonteren verbo (klonter samen, klontert samen, klonterde samen, klonterden samen, samengeklonterd)

  1. samenklonteren
    samenklonteren
    • samenklonteren verbo (klonter samen, klontert samen, klonterde samen, klonterden samen, samengeklonterd)

Conjugaciones de samenklonteren:

o.t.t.
  1. klonter samen
  2. klontert samen
  3. klontert samen
  4. klonteren samen
  5. klonteren samen
  6. klonteren samen
o.v.t.
  1. klonterde samen
  2. klonterde samen
  3. klonterde samen
  4. klonterden samen
  5. klonterden samen
  6. klonterden samen
v.t.t.
  1. ben samengeklonterd
  2. bent samengeklonterd
  3. is samengeklonterd
  4. zijn samengeklonterd
  5. zijn samengeklonterd
  6. zijn samengeklonterd
v.v.t.
  1. was samengeklonterd
  2. was samengeklonterd
  3. was samengeklonterd
  4. waren samengeklonterd
  5. waren samengeklonterd
  6. waren samengeklonterd
o.t.t.t.
  1. zal samenklonteren
  2. zult samenklonteren
  3. zal samenklonteren
  4. zullen samenklonteren
  5. zullen samenklonteren
  6. zullen samenklonteren
o.v.t.t.
  1. zou samenklonteren
  2. zou samenklonteren
  3. zou samenklonteren
  4. zouden samenklonteren
  5. zouden samenklonteren
  6. zouden samenklonteren
diversen
  1. klonter samen!
  2. klontert samen!
  3. samengeklonterd
  4. samenklonterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze