Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. schamen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de schamen en neerlandés

schamen:

schamen verbo (schaam, schaamt, schaamde, schaamden, geschaamd)

  1. schamen
    schamen; generen
    • schamen verbo (schaam, schaamt, schaamde, schaamden, geschaamd)
    • generen verbo (geneer, geneert, geneerde, geneerden, gegeneerd)
  2. schamen
    zich schamen; schamen; beschaamd voelen
    • zich schamen verbo
    • schamen verbo (schaam, schaamt, schaamde, schaamden, geschaamd)
    • beschaamd voelen verbo (voel beschaamd, voelt beschaamd, voelde beschaamd, voelden beschaamd, beschaamd gevoeld)

Conjugaciones de schamen:

o.t.t.
  1. schaam
  2. schaamt
  3. schaamt
  4. schamen
  5. schamen
  6. schamen
o.v.t.
  1. schaamde
  2. schaamde
  3. schaamde
  4. schaamden
  5. schaamden
  6. schaamden
v.t.t.
  1. ben geschaamd
  2. bent geschaamd
  3. is geschaamd
  4. zijn geschaamd
  5. zijn geschaamd
  6. zijn geschaamd
v.v.t.
  1. was geschaamd
  2. was geschaamd
  3. was geschaamd
  4. waren geschaamd
  5. waren geschaamd
  6. waren geschaamd
o.t.t.t.
  1. zal schamen
  2. zult schamen
  3. zal schamen
  4. zullen schamen
  5. zullen schamen
  6. zullen schamen
o.v.t.t.
  1. zou schamen
  2. zou schamen
  3. zou schamen
  4. zouden schamen
  5. zouden schamen
  6. zouden schamen
diversen
  1. schaam!
  2. schaamt!
  3. geschaamd
  4. schamende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de schamen