Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. schelden:
  2. schellen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de schelden en neerlandés

schelden:

schelden verbo (scheld, scheldt, schold, scholden, gescholden)

  1. schelden
    schelden; uitschelden; beledigen; uitjouwen; uitmaken voor
    • schelden verbo (scheld, scheldt, schold, scholden, gescholden)
    • uitschelden verbo (scheld uit, scheldt uit, schold uit, scholden uit, uitgescholden)
    • beledigen verbo (beledig, beledigt, beledigde, beledigden, beledigd)
    • uitjouwen verbo
    • uitmaken voor verbo (maak uit voor, maakt uit voor, maakte uit voor, maakten uit voor, uitgemaakt voor)

Conjugaciones de schelden:

o.t.t.
  1. scheld
  2. scheldt
  3. scheldt
  4. schelden
  5. schelden
  6. schelden
o.v.t.
  1. schold
  2. schold
  3. schold
  4. scholden
  5. scholden
  6. scholden
v.t.t.
  1. heb gescholden
  2. hebt gescholden
  3. heeft gescholden
  4. hebben gescholden
  5. hebben gescholden
  6. hebben gescholden
v.v.t.
  1. had gescholden
  2. had gescholden
  3. had gescholden
  4. hadden gescholden
  5. hadden gescholden
  6. hadden gescholden
o.t.t.t.
  1. zal schelden
  2. zult schelden
  3. zal schelden
  4. zullen schelden
  5. zullen schelden
  6. zullen schelden
o.v.t.t.
  1. zou schelden
  2. zou schelden
  3. zou schelden
  4. zouden schelden
  5. zouden schelden
  6. zouden schelden
diversen
  1. scheld!
  2. scheldt!
  3. gescholden
  4. scheldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schelden forma de schellen:

schellen [de ~] sustantivo, plural

  1. de schellen
    de schellen

Palabras relacionadas con "schellen":


Sinónimos relacionados de schelden