Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. schoren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de schoren en neerlandés

schoren:

schoren verbo (schoor, schoort, schoorde, schoorden, geschoord)

  1. schoren
    ondersteunen; steunen; stutten; schoren; dragen; schragen
    • ondersteunen verbo (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • steunen verbo (steun, steunt, steunde, steunden, gesteund)
    • stutten verbo (stut, stutte, stutten, gestut)
    • schoren verbo (schoor, schoort, schoorde, schoorden, geschoord)
    • dragen verbo (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
    • schragen verbo (schraag, schraagt, schraagde, schraagden, geschraagd)

Conjugaciones de schoren:

o.t.t.
  1. schoor
  2. schoort
  3. schoort
  4. schoren
  5. schoren
  6. schoren
o.v.t.
  1. schoorde
  2. schoorde
  3. schoorde
  4. schoorden
  5. schoorden
  6. schoorden
v.t.t.
  1. heb geschoord
  2. hebt geschoord
  3. heeft geschoord
  4. hebben geschoord
  5. hebben geschoord
  6. hebben geschoord
v.v.t.
  1. had geschoord
  2. had geschoord
  3. had geschoord
  4. hadden geschoord
  5. hadden geschoord
  6. hadden geschoord
o.t.t.t.
  1. zal schoren
  2. zult schoren
  3. zal schoren
  4. zullen schoren
  5. zullen schoren
  6. zullen schoren
o.v.t.t.
  1. zou schoren
  2. zou schoren
  3. zou schoren
  4. zouden schoren
  5. zouden schoren
  6. zouden schoren
en verder
  1. ben geschoord
  2. bent geschoord
  3. is geschoord
  4. zijn geschoord
  5. zijn geschoord
  6. zijn geschoord
diversen
  1. schoor!
  2. schoort!
  3. geschoord
  4. schorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "schoren":