Neerlandés
Sinónimos detallados de slopen en neerlandés
slopen:
-
slopen
-
slopen
-
slopen
afbreken; slopen; omverhalen; uit elkaar halen; breken; neerhalen-
uit elkaar halen verbo (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
slopen
-
slopen
– uit elkaar halen of afbreken 1
Conjugaciones de slopen:
o.t.t.
- sloop
- sloopt
- sloopt
- slopen
- slopen
- slopen
o.v.t.
- sloopte
- sloopte
- sloopte
- sloopten
- sloopten
- sloopten
v.t.t.
- heb gesloopt
- hebt gesloopt
- heeft gesloopt
- hebben gesloopt
- hebben gesloopt
- hebben gesloopt
v.v.t.
- had gesloopt
- had gesloopt
- had gesloopt
- hadden gesloopt
- hadden gesloopt
- hadden gesloopt
o.t.t.t.
- zal slopen
- zult slopen
- zal slopen
- zullen slopen
- zullen slopen
- zullen slopen
o.v.t.t.
- zou slopen
- zou slopen
- zou slopen
- zouden slopen
- zouden slopen
- zouden slopen
en verder
- ben gesloopt
- bent gesloopt
- is gesloopt
- zijn gesloopt
- zijn gesloopt
- zijn gesloopt
diversen
- sloop!
- sloopt!
- gesloopt
- slopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Palabras relacionadas con "slopen":
Antónimos de "slopen":
Definiciones relacionadas de "slopen":
sluipen:
-
sluipen
Conjugaciones de sluipen:
o.t.t.
- sluip
- sluipt
- sluipt
- sluipen
- sluipen
- sluipen
o.v.t.
- sloop
- sloop
- sloop
- slopen
- slopen
- slopen
v.t.t.
- heb geslopen
- hebt geslopen
- heeft geslopen
- hebben geslopen
- hebben geslopen
- hebben geslopen
v.v.t.
- had geslopen
- had geslopen
- had geslopen
- hadden geslopen
- hadden geslopen
- hadden geslopen
o.t.t.t.
- zal sluipen
- zult sluipen
- zal sluipen
- zullen sluipen
- zullen sluipen
- zullen sluipen
o.v.t.t.
- zou sluipen
- zou sluipen
- zou sluipen
- zouden sluipen
- zouden sluipen
- zouden sluipen
en verder
- ben geslopen
- bent geslopen
- is geslopen
- zijn geslopen
- zijn geslopen
- zijn geslopen
diversen
- sluip!
- sluipt!
- geslopen
- sluipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze