Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. snauwen:
  2. snauw:


Neerlandés

Sinónimos detallados de snauwen en neerlandés

snauwen:

snauwen verbo (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)

  1. snauwen
    snauwen; grauwen
    • snauwen verbo (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • grauwen verbo (grauw, grauwt, grauwde, grauwden, gegrauwd)
  2. snauwen
    snauwen; afsnauwen; toesnauwen; afblaffen; afbekken
    • snauwen verbo (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • afsnauwen verbo (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • toesnauwen verbo (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)
    • afblaffen verbo (blaf af, blaft af, blafte af, blaften af, afgeblaft)
    • afbekken verbo (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)
  3. snauwen
    snauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten; afbekken; toesnauwen
    • snauwen verbo (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • afsnauwen verbo (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • afblaffen verbo (blaf af, blaft af, blafte af, blaften af, afgeblaft)
    • toebijten verbo (bijt toe, beet toe, beten toe, toegebeten)
    • afbekken verbo (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)
    • toesnauwen verbo (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)

Conjugaciones de snauwen:

o.t.t.
  1. snauw
  2. snauwt
  3. snauwt
  4. snauwen
  5. snauwen
  6. snauwen
o.v.t.
  1. snauwde
  2. snauwde
  3. snauwde
  4. snauwden
  5. snauwden
  6. snauwden
v.t.t.
  1. heb gesnauwd
  2. hebt gesnauwd
  3. heeft gesnauwd
  4. hebben gesnauwd
  5. hebben gesnauwd
  6. hebben gesnauwd
v.v.t.
  1. had gesnauwd
  2. had gesnauwd
  3. had gesnauwd
  4. hadden gesnauwd
  5. hadden gesnauwd
  6. hadden gesnauwd
o.t.t.t.
  1. zal snauwen
  2. zult snauwen
  3. zal snauwen
  4. zullen snauwen
  5. zullen snauwen
  6. zullen snauwen
o.v.t.t.
  1. zou snauwen
  2. zou snauwen
  3. zou snauwen
  4. zouden snauwen
  5. zouden snauwen
  6. zouden snauwen
en verder
  1. ben gesnauwd
  2. bent gesnauwd
  3. is gesnauwd
  4. zijn gesnauwd
  5. zijn gesnauwd
  6. zijn gesnauwd
diversen
  1. snauw!
  2. snauwt!
  3. gesnauwd
  4. snauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "snauwen":


snauw:

snauw [de ~ (m)] sustantivo

  1. de snauw
    de snauw; de grauw; de grom
    • snauw [de ~ (m)] sustantivo
    • grauw [de ~ (m)] sustantivo
    • grom [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "snauw":