Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. spetter:
  2. spetteren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de spetter en neerlandés

spetter:

spetter [de ~ (m)] sustantivo

  1. de spetter
    de spetter; het stuk; de kanjer

Palabras relacionadas con "spetter":


spetteren:

spetteren verbo (spetter, spettert, spetterde, spetterden, gespetterd)

  1. spetteren
    spetteren; spatten
    • spetteren verbo (spetter, spettert, spetterde, spetterden, gespetterd)
    • spatten verbo (spat, spatte, spatten, gespat)

Conjugaciones de spetteren:

o.t.t.
  1. spetter
  2. spettert
  3. spettert
  4. spetteren
  5. spetteren
  6. spetteren
o.v.t.
  1. spetterde
  2. spetterde
  3. spetterde
  4. spetterden
  5. spetterden
  6. spetterden
v.t.t.
  1. heb gespetterd
  2. hebt gespetterd
  3. heeft gespetterd
  4. hebben gespetterd
  5. hebben gespetterd
  6. hebben gespetterd
v.v.t.
  1. had gespetterd
  2. had gespetterd
  3. had gespetterd
  4. hadden gespetterd
  5. hadden gespetterd
  6. hadden gespetterd
o.t.t.t.
  1. zal spetteren
  2. zult spetteren
  3. zal spetteren
  4. zullen spetteren
  5. zullen spetteren
  6. zullen spetteren
o.v.t.t.
  1. zou spetteren
  2. zou spetteren
  3. zou spetteren
  4. zouden spetteren
  5. zouden spetteren
  6. zouden spetteren
en verder
  1. ben gespetterd
  2. bent gespetterd
  3. is gespetterd
  4. zijn gespetterd
  5. zijn gespetterd
  6. zijn gespetterd
diversen
  1. spetter!
  2. spettert!
  3. gespetterd
  4. spetterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "spetteren":