Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. spieken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de spieken en neerlandés

spieken:

spieken verbo (spiek, spiekt, spiekte, spiekten, gespiekt)

  1. spieken
    spieken; afkijken
    • spieken verbo (spiek, spiekt, spiekte, spiekten, gespiekt)
    • afkijken verbo (kijk af, kijkt af, keek af, keken af, afgekeken)

Conjugaciones de spieken:

o.t.t.
  1. spiek
  2. spiekt
  3. spiekt
  4. spieken
  5. spieken
  6. spieken
o.v.t.
  1. spiekte
  2. spiekte
  3. spiekte
  4. spiekten
  5. spiekten
  6. spiekten
v.t.t.
  1. heb gespiekt
  2. hebt gespiekt
  3. heeft gespiekt
  4. hebben gespiekt
  5. hebben gespiekt
  6. hebben gespiekt
v.v.t.
  1. had gespiekt
  2. had gespiekt
  3. had gespiekt
  4. hadden gespiekt
  5. hadden gespiekt
  6. hadden gespiekt
o.t.t.t.
  1. zal spieken
  2. zult spieken
  3. zal spieken
  4. zullen spieken
  5. zullen spieken
  6. zullen spieken
o.v.t.t.
  1. zou spieken
  2. zou spieken
  3. zou spieken
  4. zouden spieken
  5. zouden spieken
  6. zouden spieken
en verder
  1. ben gespiekt
  2. bent gespiekt
  3. is gespiekt
  4. zijn gespiekt
  5. zijn gespiekt
  6. zijn gespiekt
diversen
  1. spiek!
  2. spiekt!
  3. gespiekt
  4. spiekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

spieken [znw.] sustantivo

  1. spieken
    overschrijven; overkalken; spieken; afkijken