Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. spietsen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de spietsen en neerlandés

spietsen:

spietsen verbo (spiets, spietst, spietste, spietsten, gespietst)

  1. spietsen
    spietsen; aan de spies rijgen

Conjugaciones de spietsen:

o.t.t.
  1. spiets
  2. spietst
  3. spietst
  4. spietsen
  5. spietsen
  6. spietsen
o.v.t.
  1. spietste
  2. spietste
  3. spietste
  4. spietsten
  5. spietsten
  6. spietsten
v.t.t.
  1. heb gespietst
  2. hebt gespietst
  3. heeft gespietst
  4. hebben gespietst
  5. hebben gespietst
  6. hebben gespietst
v.v.t.
  1. had gespietst
  2. had gespietst
  3. had gespietst
  4. hadden gespietst
  5. hadden gespietst
  6. hadden gespietst
o.t.t.t.
  1. zal spietsen
  2. zult spietsen
  3. zal spietsen
  4. zullen spietsen
  5. zullen spietsen
  6. zullen spietsen
o.v.t.t.
  1. zou spietsen
  2. zou spietsen
  3. zou spietsen
  4. zouden spietsen
  5. zouden spietsen
  6. zouden spietsen
en verder
  1. ben gespietst
  2. bent gespietst
  3. is gespietst
  4. zijn gespietst
  5. zijn gespietst
  6. zijn gespietst
diversen
  1. spiets!
  2. spietst!
  3. gespietst
  4. spietsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze