Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. spijker:
  2. spijkeren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de spijker en neerlandés

spijker:

spijker [de ~ (m)] sustantivo

  1. de spijker
    de nagel; de spijker; de klinknagel

Palabras relacionadas con "spijker":


spijkeren:

spijkeren verbo (spijker, spijkert, spijkerde, spijkerden, gepsijkerd)

  1. spijkeren
    vastnagelen; spijkeren; klinken; timmeren; vastspijkeren; vastslaan
    • vastnagelen verbo (nagel vast, nagelt vast, nagelde vast, nagelden vast, vastgenageld)
    • spijkeren verbo (spijker, spijkert, spijkerde, spijkerden, gepsijkerd)
    • klinken verbo (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)
    • timmeren verbo (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)
    • vastspijkeren verbo (spijker vast, spijkert vast, spijkerde vast, spijkerden vast, vastgespijkerd)
    • vastslaan verbo

Conjugaciones de spijkeren:

o.t.t.
  1. spijker
  2. spijkert
  3. spijkert
  4. spijkeren
  5. spijkeren
  6. spijkeren
o.v.t.
  1. spijkerde
  2. spijkerde
  3. spijkerde
  4. spijkerden
  5. spijkerden
  6. spijkerden
v.t.t.
  1. heb gepsijkerd
  2. hebt gepsijkerd
  3. heeft gepsijkerd
  4. hebben gepsijkerd
  5. hebben gepsijkerd
  6. hebben gepsijkerd
v.v.t.
  1. had gepsijkerd
  2. had gepsijkerd
  3. had gepsijkerd
  4. hadden gepsijkerd
  5. hadden gepsijkerd
  6. hadden gepsijkerd
o.t.t.t.
  1. zal spijkeren
  2. zult spijkeren
  3. zal spijkeren
  4. zullen spijkeren
  5. zullen spijkeren
  6. zullen spijkeren
o.v.t.t.
  1. zou spijkeren
  2. zou spijkeren
  3. zou spijkeren
  4. zouden spijkeren
  5. zouden spijkeren
  6. zouden spijkeren
en verder
  1. ben gepsijkerd
  2. bent gepsijkerd
  3. is gepsijkerd
  4. zijn gepsijkerd
  5. zijn gepsijkerd
  6. zijn gepsijkerd
diversen
  1. spijker!
  2. spijkert!
  3. gepsijkerd
  4. spijkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "spijkeren":


Sinónimos relacionados de spijker