Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. spijten:
  2. spijt:


Neerlandés

Sinónimos detallados de spijten en neerlandés

spijten:

spijten verbo (spijt, speet, speten, gespeten)

  1. spijten
    betreuren; spijten
    • betreuren verbo (betreur, betreurt, betreurde, betreurden, betreurd)
    • spijten verbo (spijt, speet, speten, gespeten)
  2. spijten
    – het jammer vinden 1
    spijten
    – het jammer vinden 1
    • spijten verbo (spijt, speet, speten, gespeten)
      • het spijt mij dat ik u geen stoel aan kan bieden1

Conjugaciones de spijten:

o.t.t.
  1. spijt
  2. spijt
  3. spijt
  4. spijten
  5. spijten
  6. spijten
o.v.t.
  1. speet
  2. speet
  3. speet
  4. speten
  5. speten
  6. speten
v.t.t.
  1. heb gespeten
  2. hebt gespeten
  3. heeft gespeten
  4. hebben gespeten
  5. hebben gespeten
  6. hebben gespeten
v.v.t.
  1. had gespeten
  2. had gespeten
  3. had gespeten
  4. hadden gespeten
  5. hadden gespeten
  6. hadden gespeten
o.t.t.t.
  1. zal spijten
  2. zult spijten
  3. zal spijten
  4. zullen spijten
  5. zullen spijten
  6. zullen spijten
o.v.t.t.
  1. zou spijten
  2. zou spijten
  3. zou spijten
  4. zouden spijten
  5. zouden spijten
  6. zouden spijten
en verder
  1. ben gespeten
  2. bent gespeten
  3. is gespeten
  4. zijn gespeten
  5. zijn gespeten
  6. zijn gespeten
diversen
  1. spijt!
  2. spijtt!
  3. gespeten
  4. spijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "spijten":


Definiciones relacionadas de "spijten":

  1. het jammer vinden1
    • het spijt mij dat ik u geen stoel aan kan bieden1

spijten forma de spijt:

spijt [de ~] sustantivo

  1. de spijt
    de spijt; het berouw

Palabras relacionadas con "spijt":