Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. stippen:
  2. stip:


Neerlandés

Sinónimos detallados de stippen en neerlandés

stippen:

stippen verbo (stip, stipt, stipte, stipten, gestipt)

  1. stippen
    stippen
    • stippen verbo (stip, stipt, stipte, stipten, gestipt)

Conjugaciones de stippen:

o.t.t.
  1. stip
  2. stipt
  3. stipt
  4. stippen
  5. stippen
  6. stippen
o.v.t.
  1. stipte
  2. stipte
  3. stipte
  4. stipten
  5. stipten
  6. stipten
v.t.t.
  1. heb gestipt
  2. hebt gestipt
  3. heeft gestipt
  4. hebben gestipt
  5. hebben gestipt
  6. hebben gestipt
v.v.t.
  1. had gestipt
  2. had gestipt
  3. had gestipt
  4. hadden gestipt
  5. hadden gestipt
  6. hadden gestipt
o.t.t.t.
  1. zal stippen
  2. zult stippen
  3. zal stippen
  4. zullen stippen
  5. zullen stippen
  6. zullen stippen
o.v.t.t.
  1. zou stippen
  2. zou stippen
  3. zou stippen
  4. zouden stippen
  5. zouden stippen
  6. zouden stippen
en verder
  1. ben gestipt
  2. bent gestipt
  3. is gestipt
  4. zijn gestipt
  5. zijn gestipt
  6. zijn gestipt
diversen
  1. stip !
  2. stipt !
  3. gestipt
  4. stippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "stippen":


stippen forma de stip:

stip [de ~] sustantivo

  1. de stip
    de nop; de spat; de stip; het spatje; het vlekje; het stipje; de stippel; het moesje; de vlek

Palabras relacionadas con "stip":