Neerlandés

Sinónimos detallados de stof en neerlandés

stof:

stof [de ~] sustantivo

  1. de stof
    de materie; de stof
  2. de stof
    – weefsel gemaakt van draden 1
    de stof
    – weefsel gemaakt van draden 1
    • stof [de ~] sustantivo
      • de rok is gemaakt van een dure stof1
    de textiel; het weefsel
  3. de stof
    – weefsel gemaakt van draden 1
    het goed; de stof
    – weefsel gemaakt van draden 1
    • goed [het ~] sustantivo
      • het vuile goed moet in de was1
    • stof [de ~] sustantivo
      • de rok is gemaakt van een dure stof1
  4. de stof
    – dat waaruit iets bestaat 1
    de stof
    – dat waaruit iets bestaat 1
    • stof [de ~] sustantivo
      • deze stoffen zijn slecht voor de gezondheid1
  5. de stof
    – onderwerp 1
    de stof
    – onderwerp 1
    • stof [de ~] sustantivo
      • welke stof moet je voor het examen kennen?1

stof [het ~] sustantivo

  1. het stof
    het stof; de stofdeeltjes
  2. het stof
    – heel kleine droge deeltjes die overal neerdalen 1
    het stof
    – heel kleine droge deeltjes die overal neerdalen 1
    • stof [het ~] sustantivo
      • bovenop de boekenkast lag veel stof1

Palabras relacionadas con "stof":


Sinónimos alternativos de "stof":


Definiciones relacionadas de "stof":

  1. weefsel gemaakt van draden1
    • de rok is gemaakt van een dure stof1
  2. dat waaruit iets bestaat1
    • deze stoffen zijn slecht voor de gezondheid1
  3. heel kleine droge deeltjes die overal neerdalen1
    • bovenop de boekenkast lag veel stof1
  4. onderwerp1
    • welke stof moet je voor het examen kennen?1

stof forma de stoffen:

stoffen verbo (stof, stoft, stofte, stoften, gestoft)

  1. stoffen
    afnemen; afstoffen; stoffen
    • afnemen verbo (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • afstoffen verbo (stof af, stoft af, stofte af, stoften af, afgestoft)
    • stoffen verbo (stof, stoft, stofte, stoften, gestoft)
  2. stoffen
    op vuur pruttelen; smoren; sudderen; pruttelen; stoffen
    • smoren verbo (smoor, smoort, smoorde, smoorden, gesmoord)
    • sudderen verbo (sudder, suddert, sudderde, sudderden, gesudderd)
    • pruttelen verbo (pruttel, pruttelt, pruttelde, pruttelden, geprutteld)
    • stoffen verbo (stof, stoft, stofte, stoften, gestoft)

Conjugaciones de stoffen:

o.t.t.
  1. stof
  2. stoft
  3. stoft
  4. stoffen
  5. stoffen
  6. stoffen
o.v.t.
  1. stofte
  2. stofte
  3. stofte
  4. stoften
  5. stoften
  6. stoften
v.t.t.
  1. heb gestoft
  2. hebt gestoft
  3. heeft gestoft
  4. hebben gestoft
  5. hebben gestoft
  6. hebben gestoft
v.v.t.
  1. had gestoft
  2. had gestoft
  3. had gestoft
  4. hadden gestoft
  5. hadden gestoft
  6. hadden gestoft
o.t.t.t.
  1. zal stoffen
  2. zult stoffen
  3. zal stoffen
  4. zullen stoffen
  5. zullen stoffen
  6. zullen stoffen
o.v.t.t.
  1. zou stoffen
  2. zou stoffen
  3. zou stoffen
  4. zouden stoffen
  5. zouden stoffen
  6. zouden stoffen
en verder
  1. ben gestoft
  2. bent gestoft
  3. is gestoft
  4. zijn gestoft
  5. zijn gestoft
  6. zijn gestoft
diversen
  1. stof!
  2. stoft!
  3. gestoft
  4. stoffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "stoffen":


Sinónimos relacionados de stof