Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. stofferen:
  2. stoffer:


Neerlandés

Sinónimos detallados de stofferen en neerlandés

stofferen:

stofferen verbo (stoffeer, stoffeert, stoffeerde, stoffeerden, gestoffeeerd)

  1. stofferen
    bekleden; van bekleding voorzien; overtrekken; stofferen
    • bekleden verbo (bekleed, bekleedt, bekleedde, bekleedden, bekleed)
    • overtrekken verbo (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)
    • stofferen verbo (stoffeer, stoffeert, stoffeerde, stoffeerden, gestoffeeerd)

Conjugaciones de stofferen:

o.t.t.
  1. stoffeer
  2. stoffeert
  3. stoffeert
  4. stofferen
  5. stofferen
  6. stofferen
o.v.t.
  1. stoffeerde
  2. stoffeerde
  3. stoffeerde
  4. stoffeerden
  5. stoffeerden
  6. stoffeerden
v.t.t.
  1. heb gestoffeeerd
  2. hebt gestoffeeerd
  3. heeft gestoffeeerd
  4. hebben gestoffeeerd
  5. hebben gestoffeeerd
  6. hebben gestoffeeerd
v.v.t.
  1. had gestoffeeerd
  2. had gestoffeeerd
  3. had gestoffeeerd
  4. hadden gestoffeeerd
  5. hadden gestoffeeerd
  6. hadden gestoffeeerd
o.t.t.t.
  1. zal stofferen
  2. zult stofferen
  3. zal stofferen
  4. zullen stofferen
  5. zullen stofferen
  6. zullen stofferen
o.v.t.t.
  1. zou stofferen
  2. zou stofferen
  3. zou stofferen
  4. zouden stofferen
  5. zouden stofferen
  6. zouden stofferen
en verder
  1. ben gestoffeeerd
  2. bent gestoffeeerd
  3. is gestoffeeerd
  4. zijn gestoffeeerd
  5. zijn gestoffeeerd
  6. zijn gestoffeeerd
diversen
  1. stoffeer!
  2. stoffeert!
  3. gestoffeeerd
  4. stofferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "stofferen":


stofferen forma de stoffer:

stoffer [de ~ (m)] sustantivo

  1. de stoffer
    de stoffer; de veger

Palabras relacionadas con "stoffer":