Neerlandés

Sinónimos detallados de straffen en neerlandés

straffen:

straffen verbo (staf, staft, stafte, staften, gestraft)

  1. straffen
    straffen; afstraffen
    • straffen verbo (staf, staft, stafte, staften, gestraft)
    • afstraffen verbo (straf af, straft af, strafte af, straften af, afgestraft)
  2. straffen
    straffen; bestraffen; sancties treffen
  3. straffen
    – een vervelende maatregel opleggen omdat hij iets deed wat niet mocht 1
    straffen
    – een vervelende maatregel opleggen omdat hij iets deed wat niet mocht 1
    • straffen verbo (staf, staft, stafte, staften, gestraft)
      • deze ouders straffen hun kinderen veel te streng1

Conjugaciones de straffen:

o.t.t.
  1. staf
  2. staft
  3. staft
  4. staffen
  5. staffen
  6. staffen
o.v.t.
  1. stafte
  2. stafte
  3. stafte
  4. staften
  5. staften
  6. staften
v.t.t.
  1. heb gestraft
  2. hebt gestraft
  3. heeft gestraft
  4. hebben gestraft
  5. hebben gestraft
  6. hebben gestraft
v.v.t.
  1. had gestraft
  2. had gestraft
  3. had gestraft
  4. hadden gestraft
  5. hadden gestraft
  6. hadden gestraft
o.t.t.t.
  1. zal straffen
  2. zult straffen
  3. zal straffen
  4. zullen straffen
  5. zullen straffen
  6. zullen straffen
o.v.t.t.
  1. zou straffen
  2. zou straffen
  3. zou straffen
  4. zouden straffen
  5. zouden straffen
  6. zouden straffen
en verder
  1. ben gestraft
  2. bent gestraft
  3. is gestraft
  4. zijn gestraft
  5. zijn gestraft
  6. zijn gestraft
diversen
  1. staf!
  2. staft!
  3. gestraft
  4. straffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "straffen":


Definiciones relacionadas de "straffen":

  1. een vervelende maatregel opleggen omdat hij iets deed wat niet mocht1
    • deze ouders straffen hun kinderen veel te streng1

straf:

straf [de ~] sustantivo

  1. de straf
    de hechtenis; de gevangenisstraf; de boete; de straf; de celstraf
  2. de straf
    de bestraffing; de straf; de kastijding; de tuchtiging

straf adj.

  1. straf
    pittig; straf

straf [de ~] sustantivo

  1. de straf
    – vervelende maatregel omdat je iets deed wat niet mocht 1
    de straf
    – vervelende maatregel omdat je iets deed wat niet mocht 1
    • straf [de ~] sustantivo
      • het kind moest voor straf om zeven uur naar bed1

Palabras relacionadas con "straf":


Definiciones relacionadas de "straf":

  1. vervelende maatregel omdat je iets deed wat niet mocht1
    • het kind moest voor straf om zeven uur naar bed1