Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. struikelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de struikelen en neerlandés

struikelen:

struikelen verbo (struikel, struikelt, struikelde, struikelden, gestruikeld)

  1. struikelen
    struikelen
    • struikelen verbo (struikel, struikelt, struikelde, struikelden, gestruikeld)
  2. struikelen
    – met je voet haken en (bijna) vallen 1
    struikelen
    – met je voet haken en (bijna) vallen 1
    • struikelen verbo (struikel, struikelt, struikelde, struikelden, gestruikeld)
      • ik struikelde over jouw schoenen1

Conjugaciones de struikelen:

o.t.t.
  1. struikel
  2. struikelt
  3. struikelt
  4. struikelen
  5. struikelen
  6. struikelen
o.v.t.
  1. struikelde
  2. struikelde
  3. struikelde
  4. struikelden
  5. struikelden
  6. struikelden
v.t.t.
  1. ben gestruikeld
  2. bent gestruikeld
  3. is gestruikeld
  4. zijn gestruikeld
  5. zijn gestruikeld
  6. zijn gestruikeld
v.v.t.
  1. was gestruikeld
  2. was gestruikeld
  3. was gestruikeld
  4. waren gestruikeld
  5. waren gestruikeld
  6. waren gestruikeld
o.t.t.t.
  1. zal struikelen
  2. zult struikelen
  3. zal struikelen
  4. zullen struikelen
  5. zullen struikelen
  6. zullen struikelen
o.v.t.t.
  1. zou struikelen
  2. zou struikelen
  3. zou struikelen
  4. zouden struikelen
  5. zouden struikelen
  6. zouden struikelen
diversen
  1. struikel!
  2. struikelt!
  3. gestruikeld
  4. struikelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "struikelen":

  1. met je voet haken en (bijna) vallen1
    • ik struikelde over jouw schoenen1