Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de suggereren en neerlandés

suggereren:

suggereren verbo (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)

  1. suggereren
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren verbo (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren verbo (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden verbo (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven verbo (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
  2. suggereren
    suggereren; naar voren brengen; opperen
    • suggereren verbo (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • naar voren brengen verbo (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verbo (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)

Conjugaciones de suggereren:

o.t.t.
  1. suggereer
  2. suggereert
  3. suggereert
  4. suggereren
  5. suggereren
  6. suggereren
o.v.t.
  1. suggereerde
  2. suggereerde
  3. suggereerde
  4. suggereerden
  5. suggereerden
  6. suggereerden
v.t.t.
  1. heb gesuggereerd
  2. hebt gesuggereerd
  3. heeft gesuggereerd
  4. hebben gesuggereerd
  5. hebben gesuggereerd
  6. hebben gesuggereerd
v.v.t.
  1. had gesuggereerd
  2. had gesuggereerd
  3. had gesuggereerd
  4. hadden gesuggereerd
  5. hadden gesuggereerd
  6. hadden gesuggereerd
o.t.t.t.
  1. zal suggereren
  2. zult suggereren
  3. zal suggereren
  4. zullen suggereren
  5. zullen suggereren
  6. zullen suggereren
o.v.t.t.
  1. zou suggereren
  2. zou suggereren
  3. zou suggereren
  4. zouden suggereren
  5. zouden suggereren
  6. zouden suggereren
en verder
  1. ben gesuggereerd
  2. bent gesuggereerd
  3. is gesuggereerd
  4. zijn gesuggereerd
  5. zijn gesuggereerd
  6. zijn gesuggereerd
diversen
  1. suggereer!
  2. suggereert!
  3. gesuggereerd
  4. suggererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze