Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de toesnauwen en neerlandés

toesnauwen:

toesnauwen verbo (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)

  1. toesnauwen
    snauwen; afsnauwen; toesnauwen; afblaffen; afbekken
    • snauwen verbo (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • afsnauwen verbo (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • toesnauwen verbo (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)
    • afblaffen verbo (blaf af, blaft af, blafte af, blaften af, afgeblaft)
    • afbekken verbo (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)
  2. toesnauwen
    happen; toebijten; toehappen; dichtbijten; toesnauwen
    • happen verbo (hap, hapt, hapte, hapten, gehapt)
    • toebijten verbo (bijt toe, beet toe, beten toe, toegebeten)
    • toehappen verbo (hap toe, hapt toe, hapte toe, hapten toe, toegehapt)
    • dichtbijten verbo
    • toesnauwen verbo (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)
  3. toesnauwen
    snauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten; afbekken; toesnauwen
    • snauwen verbo (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • afsnauwen verbo (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • afblaffen verbo (blaf af, blaft af, blafte af, blaften af, afgeblaft)
    • toebijten verbo (bijt toe, beet toe, beten toe, toegebeten)
    • afbekken verbo (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)
    • toesnauwen verbo (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)

Conjugaciones de toesnauwen:

o.t.t.
  1. snauw toe
  2. snauwt toe
  3. snauwt toe
  4. snauwen toe
  5. snauwen toe
  6. snauwen toe
o.v.t.
  1. snauwde toe
  2. snauwde toe
  3. snauwde toe
  4. snauwden toe
  5. snauwden toe
  6. snauwden toe
v.t.t.
  1. heb toegesnauwd
  2. hebt toegesnauwd
  3. heeft toegesnauwd
  4. hebben toegesnauwd
  5. hebben toegesnauwd
  6. hebben toegesnauwd
v.v.t.
  1. had toegesnauwd
  2. had toegesnauwd
  3. had toegesnauwd
  4. hadden toegesnauwd
  5. hadden toegesnauwd
  6. hadden toegesnauwd
o.t.t.t.
  1. zal toesnauwen
  2. zult toesnauwen
  3. zal toesnauwen
  4. zullen toesnauwen
  5. zullen toesnauwen
  6. zullen toesnauwen
o.v.t.t.
  1. zou toesnauwen
  2. zou toesnauwen
  3. zou toesnauwen
  4. zouden toesnauwen
  5. zouden toesnauwen
  6. zouden toesnauwen
en verder
  1. ben toegesnauwd
  2. bent toegesnauwd
  3. is toegesnauwd
  4. zijn toegesnauwd
  5. zijn toegesnauwd
  6. zijn toegesnauwd
diversen
  1. snauw toe!
  2. snauwt toe!
  3. toegesnauwd
  4. toesnauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze