Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de toevertrouwen en neerlandés

toevertrouwen:

toevertrouwen verbo (vertrouw toe, vertrouwt toe, vertrouwde toe, vertrouwden toe, toevertrouwd)

  1. toevertrouwen
    toevertrouwen
    • toevertrouwen verbo (vertrouw toe, vertrouwt toe, vertrouwde toe, vertrouwden toe, toevertrouwd)

Conjugaciones de toevertrouwen:

o.t.t.
  1. vertrouw toe
  2. vertrouwt toe
  3. vertrouwt toe
  4. vertrouwen toe
  5. vertrouwen toe
  6. vertrouwen toe
o.v.t.
  1. vertrouwde toe
  2. vertrouwde toe
  3. vertrouwde toe
  4. vertrouwden toe
  5. vertrouwden toe
  6. vertrouwden toe
v.t.t.
  1. heb toevertrouwd
  2. hebt toevertrouwd
  3. heeft toevertrouwd
  4. hebben toevertrouwd
  5. hebben toevertrouwd
  6. hebben toevertrouwd
v.v.t.
  1. had toevertrouwd
  2. had toevertrouwd
  3. had toevertrouwd
  4. hadden toevertrouwd
  5. hadden toevertrouwd
  6. hadden toevertrouwd
o.t.t.t.
  1. zal toevertrouwen
  2. zult toevertrouwen
  3. zal toevertrouwen
  4. zullen toevertrouwen
  5. zullen toevertrouwen
  6. zullen toevertrouwen
o.v.t.t.
  1. zou toevertrouwen
  2. zou toevertrouwen
  3. zou toevertrouwen
  4. zouden toevertrouwen
  5. zouden toevertrouwen
  6. zouden toevertrouwen
en verder
  1. ben toevertrouwd
  2. bent toevertrouwd
  3. is toevertrouwd
  4. zijn toevertrouwd
  5. zijn toevertrouwd
  6. zijn toevertrouwd
diversen
  1. vertrouw toe!
  2. vertrouwt toe!
  3. toevertrouwd
  4. toevertrouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

toevertrouwen [znw.] sustantivo

  1. toevertrouwen
    de bewaring; in bewaring geven; toevertrouwen
  2. toevertrouwen