Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. tol:
  2. tollen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de tol en neerlandés

tol:

tol [de ~ (m)] sustantivo

  1. de tol
    de tol; de wegenbelasting
  2. de tol
    de tol
    • tol [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "tol":


tollen:

tollen verbo (tol, tolt, tolde, tolden, getold)

  1. tollen
    draaien; tollen; rondtollen
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • tollen verbo (tol, tolt, tolde, tolden, getold)
    • rondtollen verbo (tol rond, tolt rond, tolde rond, tolden rond, rondgetold)

Conjugaciones de tollen:

o.t.t.
  1. tol
  2. tolt
  3. tolt
  4. tollen
  5. tollen
  6. tollen
o.v.t.
  1. tolde
  2. tolde
  3. tolde
  4. tolden
  5. tolden
  6. tolden
v.t.t.
  1. heb getold
  2. hebt getold
  3. heeft getold
  4. hebben getold
  5. hebben getold
  6. hebben getold
v.v.t.
  1. had getold
  2. had getold
  3. had getold
  4. hadden getold
  5. hadden getold
  6. hadden getold
o.t.t.t.
  1. zal tollen
  2. zult tollen
  3. zal tollen
  4. zullen tollen
  5. zullen tollen
  6. zullen tollen
o.v.t.t.
  1. zou tollen
  2. zou tollen
  3. zou tollen
  4. zouden tollen
  5. zouden tollen
  6. zouden tollen
en verder
  1. ben getold
  2. bent getold
  3. is getold
  4. zijn getold
  5. zijn getold
  6. zijn getold
diversen
  1. tol!
  2. tolt!
  3. getold
  4. tollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "tollen":


Sinónimos relacionados de tol