Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. trakteren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de trakteren en neerlandés

trakteren:

trakteren verbo (trakteer, trakteert, trakteerde, trakteerden, getrakteerd)

  1. trakteren
    trakteren; fuiven
    • trakteren verbo (trakteer, trakteert, trakteerde, trakteerden, getrakteerd)
    • fuiven verbo (fuif, fuift, fuifde, fuifden, gefuifd)
  2. trakteren
    trakteren; uitdelen
    • trakteren verbo (trakteer, trakteert, trakteerde, trakteerden, getrakteerd)
    • uitdelen verbo (deel uit, deelt uit, deelde uit, deelden uit, uitgedeeld)

Conjugaciones de trakteren:

o.t.t.
  1. trakteer
  2. trakteert
  3. trakteert
  4. trakteren
  5. trakteren
  6. trakteren
o.v.t.
  1. trakteerde
  2. trakteerde
  3. trakteerde
  4. trakteerden
  5. trakteerden
  6. trakteerden
v.t.t.
  1. heb getrakteerd
  2. hebt getrakteerd
  3. heeft getrakteerd
  4. hebben getrakteerd
  5. hebben getrakteerd
  6. hebben getrakteerd
v.v.t.
  1. had getrakteerd
  2. had getrakteerd
  3. had getrakteerd
  4. hadden getrakteerd
  5. hadden getrakteerd
  6. hadden getrakteerd
o.t.t.t.
  1. zal trakteren
  2. zult trakteren
  3. zal trakteren
  4. zullen trakteren
  5. zullen trakteren
  6. zullen trakteren
o.v.t.t.
  1. zou trakteren
  2. zou trakteren
  3. zou trakteren
  4. zouden trakteren
  5. zouden trakteren
  6. zouden trakteren
en verder
  1. ben getrakteerd
  2. bent getrakteerd
  3. is getrakteerd
  4. zijn getrakteerd
  5. zijn getrakteerd
  6. zijn getrakteerd
diversen
  1. trakteer!
  2. trakteert!
  3. getrakteerd
  4. trakterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze