Neerlandés

Sinónimos detallados de trouw en neerlandés

trouw:

trouw [de ~ (m)] sustantivo

  1. de trouw
    de loyaliteit; de trouw; de getrouwheid; trouwhartigheid
  2. de trouw
    de toewijding; de devotie; de overgave; de inzet; toegewijdheid; de trouw; de zorgzaamheid; de genegenheid; de ijver

trouw adj.

  1. trouw
    trouw; loyaal; getrouw

trouw [de ~ (m)] sustantivo

  1. de trouw
    – wie zich houdt aan wat hij beloofd of afgesproken heeft 1
    de trouw
    – wie zich houdt aan wat hij beloofd of afgesproken heeft 1
    • trouw [de ~ (m)] sustantivo
      • haar trouwe vriend laat haar niet in de steek1

Palabras relacionadas con "trouw":

  • trouwheid, trouwen, trouwer, trouwere, trouwst, trouwste, trouwe

Definiciones relacionadas de "trouw":

  1. wie zich houdt aan wat hij beloofd of afgesproken heeft1
    • haar trouwe vriend laat haar niet in de steek1

trouw forma de trouwen:

trouwen verbo (trouw, trouwt, trouwde, trouwden, getrouwd)

  1. trouwen
    trouwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; huwen
  2. trouwen
    – iemand tot je wettige echtgenoot nemen 1
    trouwen
    – iemand tot je wettige echtgenoot nemen 1
    • trouwen verbo (trouw, trouwt, trouwde, trouwden, getrouwd)
      • hij trouwde met haar in de kerk1

Conjugaciones de trouwen:

o.t.t.
  1. trouw
  2. trouwt
  3. trouwt
  4. trouwen
  5. trouwen
  6. trouwen
o.v.t.
  1. trouwde
  2. trouwde
  3. trouwde
  4. trouwden
  5. trouwden
  6. trouwden
v.t.t.
  1. ben getrouwd
  2. bent getrouwd
  3. is getrouwd
  4. zijn getrouwd
  5. zijn getrouwd
  6. zijn getrouwd
v.v.t.
  1. was getrouwd
  2. was getrouwd
  3. was getrouwd
  4. waren getrouwd
  5. waren getrouwd
  6. waren getrouwd
o.t.t.t.
  1. zal trouwen
  2. zult trouwen
  3. zal trouwen
  4. zullen trouwen
  5. zullen trouwen
  6. zullen trouwen
o.v.t.t.
  1. zou trouwen
  2. zou trouwen
  3. zou trouwen
  4. zouden trouwen
  5. zouden trouwen
  6. zouden trouwen
diversen
  1. trouw!
  2. trouwt!
  3. getrouwd
  4. trouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "trouwen":


Sinónimos alternativos de "trouwen":


Antónimos de "trouwen":


Definiciones relacionadas de "trouwen":

  1. iemand tot je wettige echtgenoot nemen1
    • hij trouwde met haar in de kerk1

Sinónimos relacionados de trouw