Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir uitblazen

Sinónimos de "uitblazen" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. uitblazen:

Neerlandés

Sinónimos detallados de uitblazen en neerlandés

uitblazen:

uitblazen verbo (blaas uit, blaast uit, blies uit, bliezen uit, uitgeblazen)

  1. uitblazen
    uitblazen; uitademen
    • uitblazen verbo (blaas uit, blaast uit, blies uit, bliezen uit, uitgeblazen)
    • uitademen verbo (adem uit, ademt uit, ademde uit, ademden uit, uitgeademd)

Conjugaciones de uitblazen:

o.t.t.
  1. blaas uit
  2. blaast uit
  3. blaast uit
  4. blazen uit
  5. blazen uit
  6. blazen uit
o.v.t.
  1. blies uit
  2. blies uit
  3. blies uit
  4. bliezen uit
  5. bliezen uit
  6. bliezen uit
v.t.t.
  1. heb uitgeblazen
  2. hebt uitgeblazen
  3. heeft uitgeblazen
  4. hebben uitgeblazen
  5. hebben uitgeblazen
  6. hebben uitgeblazen
v.v.t.
  1. had uitgeblazen
  2. had uitgeblazen
  3. had uitgeblazen
  4. hadden uitgeblazen
  5. hadden uitgeblazen
  6. hadden uitgeblazen
o.t.t.t.
  1. zal uitblazen
  2. zult uitblazen
  3. zal uitblazen
  4. zullen uitblazen
  5. zullen uitblazen
  6. zullen uitblazen
o.v.t.t.
  1. zou uitblazen
  2. zou uitblazen
  3. zou uitblazen
  4. zouden uitblazen
  5. zouden uitblazen
  6. zouden uitblazen
en verder
  1. ben uitgeblazen
  2. bent uitgeblazen
  3. is uitgeblazen
  4. zijn uitgeblazen
  5. zijn uitgeblazen
  6. zijn uitgeblazen
diversen
  1. blaas uit!
  2. blaast uit!
  5. uitgeblazen
  6. uitblazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0117 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos