Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. uitleven:


Neerlandés

Sinónimos detallados de uitleven en neerlandés

uitleven:

uitleven verbo (leef uit, leeft uit, leefde uit, leefden uit, uitgeleefd)

  1. uitleven
    uit de band springen; uitleven
    • uit de band springen verbo (spring uit de band, springt uit de band, sprong uit de band, sprongen uit de band, uit de band gesprongen)
    • uitleven verbo (leef uit, leeft uit, leefde uit, leefden uit, uitgeleefd)
  2. uitleven
    – je helemaal laten gaan 1
    uitleven
    – je helemaal laten gaan 1
    • uitleven verbo (leef uit, leeft uit, leefde uit, leefden uit, uitgeleefd)
      • op de dansavond heb ik me helemaal uitgeleefd1

Conjugaciones de uitleven:

o.t.t.
  1. leef uit
  2. leeft uit
  3. leeft uit
  4. leven uit
  5. leven uit
  6. leven uit
o.v.t.
  1. leefde uit
  2. leefde uit
  3. leefde uit
  4. leefden uit
  5. leefden uit
  6. leefden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeleefd
  2. hebt uitgeleefd
  3. heeft uitgeleefd
  4. hebben uitgeleefd
  5. hebben uitgeleefd
  6. hebben uitgeleefd
v.v.t.
  1. had uitgeleefd
  2. had uitgeleefd
  3. had uitgeleefd
  4. hadden uitgeleefd
  5. hadden uitgeleefd
  6. hadden uitgeleefd
o.t.t.t.
  1. zal uitleven
  2. zult uitleven
  3. zal uitleven
  4. zullen uitleven
  5. zullen uitleven
  6. zullen uitleven
o.v.t.t.
  1. zou uitleven
  2. zou uitleven
  3. zou uitleven
  4. zouden uitleven
  5. zouden uitleven
  6. zouden uitleven
en verder
  1. ben uitgeleefd
  2. bent uitgeleefd
  3. is uitgeleefd
  4. zijn uitgeleefd
  5. zijn uitgeleefd
  6. zijn uitgeleefd
diversen
  1. leef uit!
  2. leeft uit!
  3. uitgeleefd
  4. uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Antónimos de "uitleven":


Definiciones relacionadas de "uitleven":

  1. je helemaal laten gaan1
    • op de dansavond heb ik me helemaal uitgeleefd1

Sinónimos relacionados de uitleven