Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. uitlijnen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de uitlijnen en neerlandés

uitlijnen:

uitlijnen verbo (lijn uit, lijnt uit, lijnde uit, lijnden uit, uitgelijnd)

  1. uitlijnen
    uitbalanceren; richten; uitlijnen
    • uitbalanceren verbo (balanceer uit, balanceert uit, balanceerde uit, balanceerden uit, uitgebalanceerd)
    • richten verbo (richt, richtte, richtten, gericht)
    • uitlijnen verbo (lijn uit, lijnt uit, lijnde uit, lijnden uit, uitgelijnd)
  2. uitlijnen
    uitlijnen
    • uitlijnen verbo (lijn uit, lijnt uit, lijnde uit, lijnden uit, uitgelijnd)

Conjugaciones de uitlijnen:

o.t.t.
  1. lijn uit
  2. lijnt uit
  3. lijnt uit
  4. lijnen uit
  5. lijnen uit
  6. lijnen uit
o.v.t.
  1. lijnde uit
  2. lijnde uit
  3. lijnde uit
  4. lijnden uit
  5. lijnden uit
  6. lijnden uit
v.t.t.
  1. heb uitgelijnd
  2. hebt uitgelijnd
  3. heeft uitgelijnd
  4. hebben uitgelijnd
  5. hebben uitgelijnd
  6. hebben uitgelijnd
v.v.t.
  1. had uitgelijnd
  2. had uitgelijnd
  3. had uitgelijnd
  4. hadden uitgelijnd
  5. hadden uitgelijnd
  6. hadden uitgelijnd
o.t.t.t.
  1. zal uitlijnen
  2. zult uitlijnen
  3. zal uitlijnen
  4. zullen uitlijnen
  5. zullen uitlijnen
  6. zullen uitlijnen
o.v.t.t.
  1. zou uitlijnen
  2. zou uitlijnen
  3. zou uitlijnen
  4. zouden uitlijnen
  5. zouden uitlijnen
  6. zouden uitlijnen
en verder
  1. ben uitgelijnd
  2. bent uitgelijnd
  3. is uitgelijnd
  4. zijn uitgelijnd
  5. zijn uitgelijnd
  6. zijn uitgelijnd
diversen
  1. lijn uit!
  2. lijnt uit!
  3. uitgelijnd
  4. uitlijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze