Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. van plan zijn:


Neerlandés

Sinónimos detallados de van plan zijn en neerlandés

van plan zijn:

van plan zijn verbo (ben van plan, bent van plan, was van plan, waren van plan, van plan geweest)

  1. van plan zijn
    van plan zijn
    • van plan zijn verbo (ben van plan, bent van plan, was van plan, waren van plan, van plan geweest)
  2. van plan zijn
    voorhebben; van plan zijn
    • voorhebben verbo (heb voor, hebt voor, had voor, hadden voor, voorgehad)
    • van plan zijn verbo (ben van plan, bent van plan, was van plan, waren van plan, van plan geweest)

Conjugaciones de van plan zijn:

o.t.t.
  1. ben van plan
  2. bent van plan
  3. bent van plan
  4. zijn van plan
  5. zijn van plan
  6. zijn van plan
o.v.t.
  1. was van plan
  2. was van plan
  3. was van plan
  4. waren van plan
  5. waren van plan
  6. waren van plan
v.t.t.
  1. ben van plan geweest
  2. bent van plan geweest
  3. is van plan geweest
  4. zijn van plan geweest
  5. zijn van plan geweest
  6. zijn van plan geweest
v.v.t.
  1. was van plan geweest
  2. was van plan geweest
  3. was van plan geweest
  4. waren van plan geweest
  5. waren van plan geweest
  6. waren van plan geweest
o.t.t.t.
  1. zal van plan zijn
  2. zult van plan zijn
  3. zal van plan zijn
  4. zullen van plan zijn
  5. zullen van plan zijn
  6. zullen van plan zijn
o.v.t.t.
  1. zou van plan zijn
  2. zou van plan zijn
  3. zou van plan zijn
  4. zouden van plan zijn
  5. zouden van plan zijn
  6. zouden van plan zijn
diversen
  1. ben van plan!
  2. bent van plan!
  3. van plan geweest
  4. van plan zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de van plan zijn