Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. vegen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de vegen en neerlandés

vegen:

vegen verbo (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)

  1. vegen
    vegen
    • vegen verbo (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
  2. vegen
    vegen; wegvegen; afvegen
    • vegen verbo (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
    • wegvegen verbo (veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
    • afvegen verbo (veeg af, veegt af, veegde af, veegden af, afgeveegd)

Conjugaciones de vegen:

o.t.t.
  1. veeg
  2. veegt
  3. veegt
  4. vegen
  5. vegen
  6. vegen
o.v.t.
  1. veegde
  2. veegde
  3. veegde
  4. veegden
  5. veegden
  6. veegden
v.t.t.
  1. heb geveegd
  2. hebt geveegd
  3. heeft geveegd
  4. hebben geveegd
  5. hebben geveegd
  6. hebben geveegd
v.v.t.
  1. had geveegd
  2. had geveegd
  3. had geveegd
  4. hadden geveegd
  5. hadden geveegd
  6. hadden geveegd
o.t.t.t.
  1. zal vegen
  2. zult vegen
  3. zal vegen
  4. zullen vegen
  5. zullen vegen
  6. zullen vegen
o.v.t.t.
  1. zou vegen
  2. zou vegen
  3. zou vegen
  4. zouden vegen
  5. zouden vegen
  6. zouden vegen
en verder
  1. ben geveegd
  2. bent geveegd
  3. is geveegd
  4. zijn geveegd
  5. zijn geveegd
  6. zijn geveegd
diversen
  1. veeg!
  2. veegt!
  3. geveegd
  4. vegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de vegen