Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. verflauwen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de verflauwen en neerlandés

verflauwen:

verflauwen verbo (verflauw, verflauwt, verflauwde, verflauwden, verflauwd)

  1. verflauwen
    tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; verflauwen; luwen
    • uitwoeden verbo (woed uit, woedt uit, woedde uit, woedden uit, uitgewoed)
    • wegsterven verbo (sterf weg, sterft weg, stierf weg, stierven weg, weggestorven)
    • verflauwen verbo (verflauw, verflauwt, verflauwde, verflauwden, verflauwd)
    • luwen verbo (luw, luwt, luwde, luwden, geluwd)
  2. verflauwen
    verslappen; verflauwen
    • verslappen verbo (verslap, verslapt, verslapte, verslapten, verslapt)
    • verflauwen verbo (verflauw, verflauwt, verflauwde, verflauwden, verflauwd)

Conjugaciones de verflauwen:

o.t.t.
  1. verflauw
  2. verflauwt
  3. verflauwt
  4. verflauwen
  5. verflauwen
  6. verflauwen
o.v.t.
  1. verflauwde
  2. verflauwde
  3. verflauwde
  4. verflauwden
  5. verflauwden
  6. verflauwden
v.t.t.
  1. heb verflauwd
  2. hebt verflauwd
  3. heeft verflauwd
  4. hebben verflauwd
  5. hebben verflauwd
  6. hebben verflauwd
v.v.t.
  1. had verflauwd
  2. had verflauwd
  3. had verflauwd
  4. hadden verflauwd
  5. hadden verflauwd
  6. hadden verflauwd
o.t.t.t.
  1. zal verflauwen
  2. zult verflauwen
  3. zal verflauwen
  4. zullen verflauwen
  5. zullen verflauwen
  6. zullen verflauwen
o.v.t.t.
  1. zou verflauwen
  2. zou verflauwen
  3. zou verflauwen
  4. zouden verflauwen
  5. zouden verflauwen
  6. zouden verflauwen
diversen
  1. verflauw!
  2. verflauwt!
  3. verflauwd
  4. verflauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze