Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de verklapt en neerlandés

verklapt:

verklapt adj.

  1. verklapt

verklappen:

verklappen verbo (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)

  1. verklappen
    verklappen; klikken
    • verklappen verbo (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken verbo (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
  2. verklappen
    verraden; verklikken; verklappen; klikken; verlinken
    • verraden verbo (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklikken verbo (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen verbo (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken verbo (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
    • verlinken verbo (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
  3. verklappen
    verraden; verklappen; doorslaan
    • verraden verbo (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklappen verbo (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • doorslaan verbo (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)
  4. verklappen
    verraden; uitbrengen; verklikken; verklappen; aangeven; verlinken; aanbrengen
    • verraden verbo (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • uitbrengen verbo (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • verklikken verbo (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen verbo (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • aangeven verbo (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • verlinken verbo (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
    • aanbrengen verbo (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)

Conjugaciones de verklappen:

o.t.t.
  1. verklap
  2. verklapt
  3. verklapt
  4. verklappen
  5. verklappen
  6. verklappen
o.v.t.
  1. verklapte
  2. verklapte
  3. verklapte
  4. verklapten
  5. verklapten
  6. verklapten
v.t.t.
  1. heb verklapt
  2. hebt verklapt
  3. heeft verklapt
  4. hebben verklapt
  5. hebben verklapt
  6. hebben verklapt
v.v.t.
  1. had verklapt
  2. had verklapt
  3. had verklapt
  4. hadden verklapt
  5. hadden verklapt
  6. hadden verklapt
o.t.t.t.
  1. zal verklappen
  2. zult verklappen
  3. zal verklappen
  4. zullen verklappen
  5. zullen verklappen
  6. zullen verklappen
o.v.t.t.
  1. zou verklappen
  2. zou verklappen
  3. zou verklappen
  4. zouden verklappen
  5. zouden verklappen
  6. zouden verklappen
diversen
  1. verklap!
  2. verklapt!
  3. verklapt
  4. verklappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze